Leuvens Schoonheid

JPGPDF

  • Tekst: Steven Janssen, Pieter-Jan Steelant in 1998
  • Muziek: Heidelberg, du Jugendbronnen, Otto Lob in 1899

1. Leuvens Schoonheid, als ik U zie,
Welt de vreugde in mijn borst,
In Uw straten zing ik luid een lied,
Schallend vol van levensdorst.
Groene schachten, onbezonnen,
Kwamen wij in Leuven aan,
Om een leven te beginnen,
Een vrij en zorgeloos bestaan.

2. De Hallen en de aula wenken,
Doch de weg erheen is zwaar,
Immers aan 't stadhuis gekomen,
Wacht ons menig vriedenschaar.
Volle potten vrolijk klinken,
Menig meisje lijkt ons zoet,
En bij oude liedertonen
Schept een boemelaar zich moed.

3. D'oude Keisersberg kijkt neder,
Sint Michiel hood ons in't oog,
Toch bekruipt de dorst ons weder
't Volgend glas gaat reeds omhoog.
Ligt de stad dan aan onz'voeten,
Buigt voor ons het firmament,
Morgen zullen wij wel boeten,
Hier en nu heest de student.

4. Moet ik eens van Leuven scheiden,
Worden mij de ogen nat,
'k zeg vaarwel aan al U vrieden,
Steken wij het laatste vat.
Snel vervlogen zijn de jaren,
Die in Leuven doorgebracht,
En verstrooid de vriendenscharen,
Ware bron van levenskracht.

5. Daarom groet ik U, mijn Leuven,
U behoort mijn ziel, mijn hart,
Gij graaft mij mijn schoonste jaren,
D'Alma Mater, d' Oude Markt.
Wie hier nooit een rolling maakte,
Wie niet elke kroeg goed kent,
Wie niet fier een lint wou dragen,
Was in Leuven geen student.